In gesprek met 4e jaars student slagwerk Kalina Vladovska
door Niki Perdok, student-bestuurslid
De tupan is me erg dierbaar
Welkom! Kun je je kort voorstellen voor de mensen die je nog niet kennen?
“Ik ben Kalina Vladovska, ik kom uit Sofia, de hoofdstad van Bulgarije. Al sinds mijn derde speel ik graag muziek, ik houd van dans, toneel en ik zing. Ik ben groot geworden op het podium dus dat voelt als een fijne plek om te zijn. In 2017 kwam ik naar het Prins Claus Conservatorium voor mijn bachelor. Sindsdien ben ik ontzettend vooruitgegaan.
Het is geweldig om hier te studeren en onderdeel te zijn van deze inspirerende muziekgemeenschap. Ik treed op als solist. Zo speelde ik laatst op het Internationaal Kamermuziekfestival Schiermonnikoog en binnenkort geef ik een optreden op het Schnitgerfestival. Ook ben ik druk bezig met de voorbereidingen van mijn eindexamen op 14 februari. Verder ben ik actief in de Youth Percussion Pool onder leiding van Tatiana Koleva, een van de hoofdvakdocenten hier op school en speel ik in het Jong Metropool Orkest.”
Wat is je grootste mijlpaal sinds je hier studeert?
“Ik had de eer om in 2019 de eerste prijs te behalen in het Prinses Christina Concours, in de hoogste categorie. Het was heel bijzonder om de prijs te mogen ontvangen van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Christina. In de periode die hierop volgde, deden zich een heleboel mooie concertgelegenheden voor. Zo mocht ik als solist optreden met het Jeugdorkest Nederland, onder leiding van Jurjen Hempel, met een compositie door de Finse componist Einojuhani Rautavaara, genaamd Incantations. Het was geweldig om met zo’n goed symfonieorkest te mogen spelen en nieuwe mensen te leren kennen.
Ook werd ik uitgenodigd om te komen spelen bij het televisieprogramma Podium Witteman.”
Dat klinkt als een geweldige ervaring.
“Het was onvergetelijk. Bij Witteman speelde ik een stuk op Tupan, een traditioneel Bulgaarse trommel. Dit instrument is me erg dierbaar, het is een onderdeel van mijn cultuur. Sinds de competitie ben ik er meer mee gaan improviseren. Ik leerde steeds beter alle klanken en geluiden herkennen, dat was een geweldige zoektocht.”
De Tupan is ook een van de instrumenten die je meeneemt naar het Schnitgerfestival?
“Zeker, de Tupan is een van de instrumenten die ik meeneem naar de Lutherse Kerk. Op 16 oktober speel ik daar samen met Vincent Hensen-
Oosterdijk in samenwerking met dansers van Lucia Marthas. De combinatie van slagwerk en orgel is niet nieuw voor me -ik speelde eerder al eens met Sietze de Vries- maar de setting en het repertoire van dit project voor het Schnitgerfestival zijn totaal anders. We zijn nu met een groep van 12 personen en de samenwerking verloopt heel harmonieus, de dansers zijn ontzettend goed en heel creatief, en er is in de setting van dit concert veel ruimte om te improviseren met klank.”
Hoe is het om samen te werken met andere kunstdisciplines?
“De dansgroep is heel professioneel en er is een duidelijk doel. Vincent en ik voeden ze als het ware met muzikale ideeën waar de dansers vervolgens een choreografie bij maken. Ze zijn gewend om op deze manier een voorstelling op te bouwen. Er is daarbij veel aandacht voor detail, voor hoe de boodschap overkomt op de mensen in de zaal. Ieder stuk heeft een andere choreografie, gecreëerd door een andere danser uit de groep. Sommige zijn heel stromend van karakter, andere meer scherp met veel spontaniteit en energie.”
Dat klinkt als een tof en uitdagend project, kijk je er zelf naar uit?
“Zeker! We zijn nog druk aan het repeteren maar het wordt prachtig. Vincent speelt vanachter het orgel op het balkon, terwijl ik afwisselend boven en op de begane grond speel. Van bovenaf is het heel mooi om het hele proces te zien. Als solist trek je met je muziek extra de aandacht van het publiek. Maar in deze fusie, ben ik onderdeel van iets groters, en is de verantwoordelijkheid van mijn rol misschien zelfs nog wel groter. Ik wil niet te veel verklappen, maar het belooft een indrukwekkende voorstelling te worden. Een frisse combinatie van slagwerk en orgel, oude muziek in een nieuw jasje.”